Een nieuwe pastorie voor Leveroy

Een nieuwe pastorie voor Leveroy
Johan Slabbers
Op de raadsvergadering van de gemeente Nederweert op 2 november 1866′ leest de voorzitter een verzoek voor van de kerkfabriek (het kerkbestuur) van Leveroy om in deze parochie een nieuwe pastorie te bouwen. Volgens de Leveroyers zouden er voor de gemeente, die belast was met het onderhoud van de pastorie, een aantal voordelen onstaan:
a) De opbrengst van 4/5 der Rijks Personele Belasting welke mede door Heythuysen genoten wordt
b) dat, door het afbreken van de tweede verdieping van de oude pastorie, de kerkfabriek en de gemeente nog een jaarlijks gewin van 30 gulden kunnen behalen.
De gemeentesecretaris leest daarop nog een verklaring voor van twee deskundigen, waarbij de pastorie in verschillende delen in slechte toestand is en noodzakelijk onderhoud vereist. Deze verklaring is gedagtekend: 30 juni 1794. Er wordt in de raad hevig gediscussieerd. Uiteindelijk wordt besloten dat een onpartijdige commissie zich moet gaan vergewissen of de pastorie, met meer dan 72 jaar achterstallig onderhoud, werkelijk bouwvallig is.
De oude pastorie van Leveroy.
Tot deze commissie worden benoemd de heren Bruchem, opzichter te Weert, en de raadsleden Greymans, Pubben. Beelen en Breukers. Deze laatste is de vertegenwoordiger van Leveroy in de Nederweerter gemeenteraad.
De oude pastorie stamde uit 1729. De toenmalige pastoor Petrus Loyens. zoon van de burgemeester van Weert, had op eigen kosten dit huis laten bouwen’. De woning lag ten oosten van de kerk en dus op Heythuysens’ grondgebied’.
Hoewel de gehele parochie Leveroy voor 1871 op Nederweerts grondgebied lag, had de gemeente Nederweert blijkbaar toch de verplichting om dit huis te onderhouden, maar volgens een kerkvisitatie uit 1740 was de toestand van de pastorie niet rooskleurig.
De bouwpastoor Loyens woonde in het huis tot 1751. Hij werd op 24 april van dat zelfde jaar opgevolgd door Godefridus Hermanus Verstegen. die tot aan zijn dood, in februari 1803, pastoor bleef van Leveroy. Vanaf 1797 was hij ook nog deken van Weert, terwijl hij in de parochie Heythuysen woonde, die niet eens deel uitmaakte van hel dekenaal Weert.
De derde pastoor, die de oude pastorie bewoonde was Antonius van Oppeyus (Oppijns) de laatste prior van het klooster St. Elisabethsdal in Nunhem, dat in 1796 met de komst van de Fransen verdween. De bijna 60-jarige Oppijns had zijn aanstelling misschien wel te danken aan zijn kapelaan Joannes Hulskens die in 1796 als jongste kloosterling verbleef in het klooster in Nunhem5 en behoorde tot een van de invloedrijkste families van Leveroy.
Toen van Oppijns 15 jaar later vertrok was liet een zeer jonge rector Ludovicus Laumen die in Leveroy benoemd werd. Ook hij woonde net als Verstegen 50 jaar in de oude pastorie. Hij heeft nog de aanzet gegeven tot de aanvraag voor de nieuwe pastorie maar hij heeft er nooit meer in mogen wonen, want hij verliet de parochie in 1868.
De commissie die de zaak in het verre gehucht Leveroy, het was 2.5 uur gaans vanaf Nederweert, moest gaan inspecteren had onderwijl een nieuwe voorzitter gekregen. De heer Bruchem had inmiddels bedankt voorde funktie en onder voorzitterschap van de heer Joannes Thijssen uit Weert toont men, bij de raadsvergadering van 1 april 1867, duidelijk aan dat de oude pastorie zeer bouwvallig is. Om uit de kosten te komen wordt besloten om de aldaar aanwezige binnenhoeken en heide te verkopen. Op 2 november van datzelfde jaar wordt besloten een stukje grond tussen de kerk en de school, bekend als Hulskens-baandj, ter grootte van 100 roeden, te kopen van de kinderen Hulskens voor 5 gulden of minder per roede.

Op 20 april 1868 om 10 uur had te Leveroy ten huize van bakker-herbergier Christiaan Pijls (Kriste bekker) aan de Deckerstraat de officiëele aanbesteding plaats6.
Het werk werd voor 3800 guldens gegund aan metselaar Ludovicus Baeten uit Heythuysen, met als borgen Willem Baeten, landbouwer te Heythuysen en Hubert Vossen, timmerman en landbouwer te Heythuysen.
Als opzichter voor de bouw werd benoemd de heer Keizer, die ook opzichter is voorde nieuwe kerk in Ospel7. Inmiddels had de 74-jarige pastoor Laumen besloten met emeritaat te gaan en op I mei 1868 nam h ij dan ook afscheid van de parochie van de H. Barbara waarvan hij al 50 jaar herder was. Zijn opvolger was Lambertus Caris, kapelaan van Broekhuizenvorst. Lambertus was zoon van Mathijs Caris, molenaar te Nederweert-Budschop.
De molenaar had twee van zijn drie zoons laten studeren te Rolduc. De jongste van de twee. Jan Mathijs, werd hoofd van school op de Kreyelerschans te Ospel. Binnen de kortste keren lag hij overhoop met hel gemeentebestuur. Want de onderwijzerswoning die hij kreeg toegewezen, was niet bewoonbaar en de gemeente wilde hem daarvoor niet schadeloos stellen. Ook de hulp, die hij zou moeten krijgen als enige onderwijzer voor 180 scholieren, werd hem steeds geweigerd. Maar Caris hield vol. Uiteindelijk kreeg hij dan ook datgene waar hij recht op had.

Zijn broer Lambertus was blijkbaar uit hetzelfde hout gesneden. Ook hij vond dat de pastorie nog wat meer nodig had dan in het bestek werd beschreven. Hij doet een verzoek om twee extra gebouwtjes bij te bouwen 9.
De raad was weigerachtig, omdat de burgemeester tevens bekend maakte dat pastoor Caris al misbruik had gemaakt van een som van 270 gulden, die hij op eigen gezag had laten verwerken. Er werd dan ook bepaald om niet meer anders dan volgens bestek te handelen. Opzichter Keizer gaf in februari 1869 aan, dat hij van de burgemeester nooit een volmacht had ge kregen om voor een som van hoog stens 10 gulden te mogen wijzigen, alleen voor verbeteringen welke noodzakelijk waren voor het gebouw10.
Daarnaast gaf de opzichter aan dat het noodzakelijk was om een gebouwtje voor achterkeuken en bakoven bij te maken; kosten circa 200 gulden. Er werd na wat discussie besloten, dat een commissie bestaande uit de raadsleden Bussels en B leukers, de zaak ter plaatse ging inspecteren.
Van het verslag dat deze commissie uitbracht op 16 juni vermeldt het raadsverslag” het volgende:
De heer van Bussel zegt dat den pastoor van Leveroy hun geklaagd heeft dat hij te weinig plaats had hij de pastorij, de voorzitter zegt dat juist het plan Keizer gevolgd is en vermeend met meerdere leden dat er volkomen plaats moet zijn. Of de voorzitter met het plan Keizer de uitbreiding van de keuken en bakoven bedoelde of het oorspronkelijke bestek is niet helemaal duidelijk.
Noten
- Gemeente Archief Nederweert (GANw), inv.nr. 1. raadsverslagen 1866.
- Gemeente Archief Weert, Parochie archief Leveroy.
- Zie minuutkaarten van het kadaster 1841 grondgebied.
- Leveroy was van oudsher verdeeld over drie grondgebieden: Het land van Weert, het vorstendom Thom en het graafschap Hom. Later werd dit de gemeente Nederweert. Baexem en Heythuysen.
- Schutgens. Bijdrage tot de geschiedenis van het klooster Sint-Elisabethsdal. in: ‘ Publications” 115, 1979.321.
- GANw, inv. nr. 1547.
- GANw, inv.nr. I, raadsverslag 14 april 1868.
- Hermans, De school op de Kreyelerschans, in: A. Bruekers. Nederweerts Verleden, conflict en harmonie. Nederweert 1991,35.
- inv.nr. 2, raadsverslag 23 december 1868.
- Ibidem, raadsverslag 10 februari 1869.
- Ibidem, raadsverslag 16 juni 1869.