Coenen, Cornelis
Een dankbare herinnering aan
Cornelis Coenen
Sinds 1957 gehuwd met
Lucie Geraats
Nelis werd geboren op 27 juli 1919 te Helden.
Hij overleed voorzien van de H. Sacamenten der Zieken op 21 maart 2005 te Kóln.
We hebben hem op paaszaterdag 26 maart na een woorddienst in de kerk van de H. Barbara te Leveroy begraven op het parochiekerkhof aldaar.
Voor uw vriendschap tijdens zijn leven, voor uw medeleven en steun na zijn overlijden en voor uw aanwezigheid bij zijn afscheid, zeggen wij hartelijk dank.
Lucie Coenen – Geraats Harry, Peter, Herman, Cor
De zeswekendienst zal worden gehouden op zondag 8 mei 2005 om 9.30 uur in de kerk van de H. Barbara te Leveroy.
Vader werd geboren op 27 juli 1919 in Helden. Na de dood van zijn vader in mei 1925 verhuisde de familie naar Ophoven-Roggel. Hij werd op jonge leeftijd van school gehaald om te helpen op de boerderij. Sindsdien heeft hij altijd gewerkt. Eerst 30 jaar voor de ondersteuning van zijn moeder, broers en zusters. Sinds zijn huwelijk op 28 mei 1957 met Lucie Geraats voor zijn eigen familie op de boerderij aan de Kolenhof. “Arbeit macht das Leben süss”, zei hij wel eens.
In het begin had het bedrijf tegenslagen die hen bijna ruïneerden. Dit leidde tot een zuinig leven, zelfs toen dit niet meer zo nodig was. Hij droeg vaak oude kleren en liet de betere jassen en truien in de kast hangen. Hij was een paardenman. Hij kon gloedvol vertellen hoe hij had genoten van het uitrijden van de paarden op het strand tijdens zijn militaire dienst in 1939 te Leiden. Later was het werk met Belgische trekpaarden op de boerderij zijn lust en zijn leven. Na mechanisatie bleef het paard zijn hobby. Samen met Tjeu op de ruiterclub tot eind jaren ’70 en als fokker tot eind jaren ’80. Vader had steeds belangstelling voor nieuwe mensen. “Woë zeetj gae fe-teluk van, as ich vroage maag?”, was een vraag die vrienden en klanten regelmatig te horen kregen. En een charmeur, die met ontelbare anekdotes – soms tot vervelends toe voor ons, zijn familie – altijd weer een lach op iemands gezicht kon toveren. Ondanks diverse tegenslagen: de dood van Tjeu op 26 januari 1978, de ziekte en dood van Leo op 21 januari 2005, bleef hij een vrolijke man, zich bewust van de schoonheid en de breekbaarheid van het leven. “Toet straks as alles normaal vêrluiptj”, zei hij meestal voordat hij van huis ging. Soms ook een beetje onhandig en eigenwijs en niet willen luisteren naar goedbedoelde adviezen.
Op donderdagmiddag 17 maart stapte hij de deur uit om, naar een oud gebruik, de greppel uit te branden. Deze keer ging iets mis, zijn kleren vatten vlam en de resulterende verwonding was zo ernstig dat behandeling niet meer mogelijk was.
Door alert reageren van de buurman en de hulp van de medewerkers van de ambulancedienst bleef zijn leed beperkt. In de goede handen van de Schwerverbranntenabteiling van het Krankenhaus Merheim in KOLN vond zijn lichaam op de eerste lente-morgen van 2005 eindelijk rust.
“Een nieuwe lente en een nieuw geluid: Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit, Dat ik vaak hoorde voor een zomernacht…”
Vader, we zullen je vrolijk gefluit en zelfs je eigenwijsheid deze lente moeten missen.