Kradolfer, Piet
Piet Kradolfer
Constantijntje, ’t zaligh kijntje
Cherubijntje, van om hoogh,
D’ydelheden, hier beneden,
Uitlacht met een lodderoogh.
Moeder, zeit hy, waarom schreit ghy?
Waarom Breit ghy, op mijn lijck?
Boven leef ick, boven zweef ick,
Engeltje van ’t hemelrijck:
En ick blinck’ er, en ick drincker
’t Geen de schincker alles goets
Schenckt de zielen, die daar krielen,
Dertel van veel overvloets.
Leer dan reizen met gepeizen
Naar pallaizen, uit het slick
Dezer werrelt, die zoo dwerrelt.
Eeuwigh gaat voor oogenblick
.
Hartelijk dank voor de getoonde belangstelling. Lisette Kradolfer-Goossens, kinderen en kleinkinderen.
Zulke gedichten waren Piet niet vreemd.
Had er iemand verdriet,
dan ontbrak ’t hem aan opbeurende teksten niet.
Voor wie hem nodig had stond hij klaar,
met raad en daad als je in de problemen zat.
Altijd behulpzaam als iemand een klusje had.
Met twee rechterhanden pakte hij alles
aan en was met ieders lief en leed begaan.
Piet, een man uit duizenden, zo als hij was er gewoon maar een.
Daarom hadden we hem zo graag om ons heen.
Hij zou ook nu niet willen dat wij verdriet hadden.
Maar ons troosten vanuit de plaats waar hij nu is
gaat zelfs boven Piet’s macht.
Voorlopig hebben we nu gewoon verdriet,
ook al had hij dit liever niet.
Piet, voor al je goede dingen is dit prentje sowieso te klein,
want alles rondom jou was, is gewoon fijn
Piet
Pappa
Pap
Opa
En liefhebbende man
Alle vijf zijn ze tegelijkertijd gestorven. Gek toch?