Postuum Israëlische onderscheiding voor opvang onderduikers


Categories :
Tags: ,

ln het kader van de vijftigste verjaardag van de staat Israël wordt vandaag in Amsterdam aan 25 Nederlanders de Israëlische onderscheiding Yad Vashem uitgereikt. De onderscheiding wordt postuum verleend aan de Limburgers Thomas Wackers (voormalig huisarts in Echt) en Cato
Hermans-Opheij (
1964) uit Leveroy.

Door Frank Clovers Leveroy Het was voor een stads meisje uit het westen van het land wel even wennen op een boerderij op het platteland in Leveroy. Maar Eefje Polak, die tijdens de Tweede Wereld­oorlog als tienja­rig joods meisje ongeveer acht maanden ver­bleef op de boer­derij van Her­mans, noemt haar Leveroyse periode toch „een heerlijke tijd”. „Ik ging naar school voor zover dat kon. Ik hielp met kar­weitjes op de boerderij. En ik leerde balkenbrij, kroët en zult eten.”

Om te ontsnap­pen aan de jo­denvervolging van de Duitsers, doken Eefje Po­lak, haar vier jaar jongere zus Sienie en hun vader in 1943 onder in Lim­burg. Ze zouden anders naar het kamp Wester- bork moeten. Na op diverse plaat­sen gevlucht te zijn, kwamen ze in Leveroy te­recht. Ze werden met z’n drieën opgenomen op Haveshof door de weduwe Cato Hermans-Opheij, die acht kinderen had.

Aan Cato Hermans wordt van­daag in Amsterdam postuum de onderscheiding Yad Vashem verleend, de hoogste onder­scheiding die de staat Israël kent Israël wil hiermee de mensen eren die tijdens de oor­log met gevaar voor eigen leven en vaak ook dat van huisgeno­ten joodse burgers probeerden te redden. Tot dusver is aan on­geveer 13.000 mensen over de hele wereld, onder wie 4200 Nederlanders, deze eretitel toe­gekend. Eefje Polak, inmiddels 65 en woonachtig in Helmond, ziet er de plechtigheid mee te maken. Ze had „een spe­ciale band” met haar ‘tweede moeder’. Ook het contact met de kinderen van Cato Hermans is gebleven. „Eefje is altijd een beetje bij de familie blijven horen”, zegt Leo Hermans, die de ouderlijke boer­derij aan de Lies jeshoek be­woont

Een van de dochters van wijlen Cato Her­mans, de 80-jarige Tina Timmermans-Hermans, die in 1953 met haar man Tjeu naar Brazilië emigreerde, is speciaal voor de plechtigheid overgekomen. „Het is een ge­weldig eerbe­toon”, zegt ze, „dat ik niet wil missen. We zul­len extra aan moeder den­ken.” Broer Leo: „Moeder zag het opvangen van onderduikers als een christe­lijke plicht”

Tina en haar man gaven zelf op hun boerde­rij de Philomenahoeve aan de Houtsberg in Eind die ze gingen bewonen na hun huwelijk in 1943- óók on­derdak aan on­derduikers.  Zij kan dus mee­praten over de risico’s.

Er kwam vaak heel wat bij kij­ken om het onderduiken geheim te houden. Vader en doch­ters Polak moesten zich Van Gastel noemen. Voor de meisjes was vader tijdelijk ‘ome Wim’. Eefje herinnert zich het verblijf bij de zusters ursulinen in Weert Ze moesten zich – om­wille van de eigen veiligheid – vertrouwd maken met het rooms-katholieke geloof. Eefje: „Het heeft me geen kwaad ge­daan. Maar het mooist was de periode op de boerderij van Ca­to Hermans. Ik vind het mach­tig dat aan haar nu postuum de Yad Vashem verleend wordt.”